ik vaak vrolijk ben, maar dat zelf lang niet in de gaten had. Toen ik nog geen relatie had met Eddie, mijn man, liep ik vaak langs een bedrijf als ik naar mijn ouders ging. Eddies zwager werkte daar en zei altijd gedag tegen mij. Ik vond dat toen heel eng, ik was zo schuchter als wat. Hij vertelde mij later dat hij mij altijd vrolijk zag. Terwijl ik dat niet eens in de gaten had. Ik kende mijzelf niet anders dus voor mij was dat gewoon totdat ik het hoorde dat hij mij altijd vrolijk zag. Ik hoor dat ook van andere mensen: ‘jouw naam past precies bij jou, De Blij is altijd vrolijk.’